MAROKKO 2012

week 1

Casablanca

De trein van het vliegveld naar de binnenstad van Casablanca doet er normaal 35 minuten over, deze trein doet er een kleine drie uur over. Vijftien minuten na vertrek staat hij plotseling stil, buiten is het aardedonker, het lijkt wel of we in een tunnel vast zitten. Iedereen in de trein blijft rustig zitten en doorpraten, na een uur gaan er geruchten dat er een ongeluk is gebeurd, of het met de trein is weet niemand. Nog veel later komt de trein weer in beweging en na 10 minuten doet iedereen aan de rechterkant de gordijnen dicht, als ik vraag waarom dit is zegt iemand “stenengooiers”. We vragen ons meteen af of we wel naar het goede land zijn gevlogen. Laat in de avond zijn we eindelijk in de stad. We boeken hotel Foucault, sober maar spotgoedkoop, de douche is heerlijk warm en op de spiegel in de badkamer zitten roze bloemen, de dekens zijn dik en hebben griezelige kleuren, fel groen en fel rood. Als we op het balkon het nachtleven van de straat in de stad Cassablanca bekijken ziet alles er nog hetzelfde uit als 8 jaar geleden, de mannen flaneren luidruchtig maar nu zijn ook de moderne vrouwen op straat, veel moderne vrouwen zijn ongesluierd.

Het is 18 graden in het zonnetje als we koffie drinken op de hoek bij Casa Voyageurs, de trein naar Marrakech vertrekt rond 9.00 uur Hier op dit hoekje hebben we al vaak gezeten en ook hier is niet veel veranderd, alleen de terrasstoelen zijn nieuw, ze zitten nog deels ingepakt, het zal nog wel even duren voordat ze helemaal uitgepakt worden, de schoenenpoetsers zijn er ook nog steeds, de sigarettenverkoper is er niet meer.

Heerlijk die treinrit naar Marrakech, we hoeven nog niet op te letten en zelf te rijden, we hoeven alleen maar naar buiten te kijken waar het mooie landschap aan ons voorbij glijdt. Een minpunt is dat we natuurlijk niet kunnen fotograferen, misschien is dit ook wel een pluspunt, we hoeven gewoon helemaal niets alleen maar te kijken.

Marrakech

Mooi is de riad waar we hebben gereserveerd, het is klein en het ligt in een rustig steegje. Onze liefde voor Marokko was wat weggeëbd, misschien omdat we ondertussen zoveel andere mooie landen hebben gezien, maar nu we terug zijn is het weer wat opgelaaid. Het is maar goed dat Abdelkadir ons belde met de vraag of we kwamen anders waren we nog niet naar Marokko vertrokken.
Om naar de tuinen van Majorelle te gaan nemen we een taxi, we spreken vooraf een prijs af, maar dat blijkt niet te helpen. Eenmaal in de taxi verhoogt de chauffeur de afgesproken prijs regelmatig en hij blijft maar schreeuwen “blokkade, blokkade” en daarmee wil hij de prijs opdrijven. Deze truc kennen we al en als hij hier na ons herhaalde verzoek niet mee stopt stappen we bij het volgende stoplicht uit en zwaaien hem gedag zonder te betalen. Dit is ook Marokko, en ook dat waren we even vergeten, het is hard onderhandelen hier, strenger dan in welk land ook.
De tuinen "Jardin Majorelle" van Yves St. Laurant zijn "amazing" zoals iedereen hier luidkeels roept en dat is ook zo, het zijn prachtige tuinen.

Djema El Fna

Zo rond 16.00 uur beginnen de eerste vuurtjes al te roken, het plein wordt opgebouwd voor het eet-feest voor de avond. We zitten op een dak aan de rand van het plein, we eten pastilla met kip en drinken muntthee en kijken uit over het plein.

Er wordt gedanst en getrommeld, maar als je ergens naar kijkt moet je betalen, meteen wordt er een bak onder je neus geduwd voor geld en als je niet betaald worden ze boos en beginnen ze te schelden, maar wij betalen niet voor kijken. Al dat agressieve gejengel om geld begint ons al snel mateloos te irriteren. Als je de weg vraagt moet je betalen horen we van drie studenten uit Brazilië, zij hebben gisteren van ellende drie uur gezocht naar hun hostel, ze durfden het niemand meer te vragen. Gelukkig heeft Han zijn GPS en hoeven we niet te vragen, als ze het aanbieden om te helpen om de weg te zoeken (dat gebeurt iedere 10 meter), wijzen we op de GPS, maar dit gedoe is niet leuk, morgen verlaten we dit toeristencircus en hopen we rust te vinden in de Atlas.

In de Ourika vallei is een berbermarkt en een saffraan plantage. Een saffraanplantage hebben we altijd al willen zien, wat een kostbare specerij, één hectare bloemen geeft één kilo saffraan en dan heb je nog de arcan-olie die hier ook verkocht wordt. De Arcanboom groeit alleen in Marokko en geeft bijzondere noten die worden geperst voor olie en deze olie is heel erg kostbaar.

We kunnen de vallei niet uitrijden, er is teveel smeltwater en we rijden terug en we gaan naar Telouet. Omdat het fotolicht zo mooi is fotograferen we tot het donker wordt en daarmee verspelen we teveel tijd. Het is een lange autorit geworden en we komen in donker in Telouet in de Atlas. In Auberge Telouet worden we hartelijk ontvangen, de mannen maken de open haard aan en koken een heerlijke tajinemaaltijd voor ons en en ze blijven natuurlijk nog lang met ons praten, het is gezellig. We slapen diep in de Atlas, buiten is het ijzig koud en er staat een harde wind. Als alle lichtjes buiten zijn gedoofd beginnen de honden te leven, ze blaffen onophoudelijk, het hoort bij dit soort plekken. Het is de vierde keer dat we hier zijn neergestreken, we waren ook vergeten hoe mooi het hier is in dit dorpje met die oude Glaoui kasbah. Het is de kasbah van de Glaoui stam, de laatste pasha werd eruit gegooid door de Marokkaanse onafhankelijksheidsbeweging. De legende zegt dat toen de indrukwekkende deuren van de Glaoui kasbah uiteindelijk geopend werden, plaatselijke bewoners die mysterieus verdwenen waren uit hun dorpen, daarna weer verbaasd stommelend door de straten van Telouet liepen, na jaren te zijn opgesloten in het fort van de pasha. Telouet had ooit een levendige Joodse gemeenschap die door de Glaoui belast was met het managen van de zeer belangrijke zoutmijnen, de zoutmijnen zijn nog steeds actief in dit gebied, hier wordt het kostbare roze zout gewonnen.

Ca va bien?, Ca va bien merci!

Of het goed met ons gaat, de dag start voor ons nog voor zonsopgang als de hanen beginnen te kraaien in Telouet en het gaat prima met ons! Het dorpje is stil zo vroeg in de ochtend, we maken een lange ochtendwandeling door de bergen, de honden blaffen alleen nog als we er langs lopen, ze zijn eindelijk moe van het nachtelijke geblaf. Het is koud, het ijs ligt op de waterplassen. Bij terugkomst in het dorpje stijgt er af en toe al een rookpluim op uit de lemen huisjes, het dorp ontwaakt langzaam. De oude kasbah kleurt mooi in het vroege ochtendlicht, soms passeert er een man op een ezel. Om 8.00 uur ontbijten we buiten in de ochtendzon, het is dan al 11 graden en meteen daarna vertrekken naar het zuiden, we gaan door de vallei van de Ounilla, het is waanzinnig mooi en de tocht duurt lang, we stoppen veel en dromen weg bij het uitzicht. Deze vallei is lang gesloten geweest voor normaal verkeer, het was allemaal piste, maar nu ligt er een smalle asfaltweg.

Nu zijn we toch echt op weg naar Abdelkadir in Amezrou en als we de weg willen vragen in zijn dorp op de plek waar we ongeveer denken dat hij woont, komt er al een man naar ons toe en die vraagt: “komen jullie uit Holland en zoeken jullie Abdelkadir?” Men is hier blijkbaar al op de hoogte van onze komst en al snel komt Abdelkadir tevoorschijn, hij drukt ons helemaal plat van vreugde. Moeder Fatima moet huilen en kust me tientallen keren, heftig, zeer heftig allemaal. En dan begint het pas echt, de hele familie komt langs inclusief de schoonmoeders van de dochters, bijzonder dat is het zeker, maar ook vermoeiend en alleen Abdelkadir spreekt Frans, de rest spreekt een berbertaal. Alleen Adelkadir en zijn vader zijn er als man, de andere mannen zullen we niet zien, we vergeten te vragen waar ze zijn. We moeten van alles tegelijk, foto’s kijken, handen schudden, thee drinken, baby’s kijken en ik moet ook nog helpen met het maken van de couscous. In de “keuken” krijg ik kookles van Sarah, de zus van Abdelkadir, ze spreekt alleen maar berber en we lachen veel, ik rol de couscous tot korrels met wat water en olijfolie en zij doet de rest, ik moet alle specerijen en kruiden proeven en ruiken. Sarah snijdt alles op de hand, snijplanken kennen ze hier niet en alles gebeurt op de grond. Het rollen van de couscous moet drie keer met tussenpozen van een kwartier stomen. Het is heerlijk om hier te zijn bij deze bijzondere mensen.

La bas ?

La bas is berbertaal voor gaat het goed, Fatima vraagt het iedere keer als ze me ziet en ze wordt helemaal blij als ik zeg dat het heel goed met me gaat. Wat leven ze hier in een andere wereld, vooral de vrouwen, ze doen hun eigen dingen, koken, en wassen en hun straatje kraakschoon vegen, het leven is hier sober, sommige vrouwen werken in de tuinen. De straten zijn hier kraakschoon. Ik heb ook nog in de tuin gewerkt, wat voer voor de ezel gesneden. Geen enkele vrouw heeft hier een baan, het zou niets voor mij zijn. Ik kan me een leven zonder baan helemaal niet voorstellen. Er zijn hier geen stoelen of tafels in dit huis, wel mooie kussens langs de muur zoals vaak in deze landen. Het is daardoor ook wel heerlijk ruim. Abdelkadir heeft voor zichzelf op de binnenplaats van zijn ouders een nieuw "huis" gebouwd, zoals hij dat noemt, het is een kamer van ongeveer 30 vierkante meter, dat is ook de reden dat we moesten komen. Het is een prachtige kamer, hij is heel trots op zijn nieuwe huis en terecht. Het is helemaal zelf gebouwd. De nieuwe kamer is niet meer van leem zoals vroeger, af en toe krijgen ze hier toch ook te maken met hevige regenval en dan spoelt het halve huis weg en daarom heeft hij een stenen kamer gebouwd. Hij gaat ook voor zijn ouders nog een stenen kamer bouwen, de oude lemen muren worden dan vervangen en er komt nog een kamer bij voor zijn broer met het gezin. De familie zit het liefst de hele dag bij elkaar, dit is niet meer het leven dat wij kennen in onze westerse wereld. Hij heeft ook een kraan gemaakt zodat ze nu geen water meer hoeven te halen en een keuken en een gasstel en een badkamer en toilet, alles met mooie tegels. Als alles helemaal klaar is gaat zijn moeder een vrouw voor hem zoeken en moeten we terugkomen voor het trouwfeest en dat zullen we zeker doen.

De volgende dag lopen we kilometers met Abdelkadir door de tuinen, het dorp en door de zandduinen. Als de zon ondergaat beklimmen we de berg in Amezrou en zo krijgen we een mooi overzicht over de vallei van de Draa.

De kinderen die we onderweg tegenkomen zeggen: “bonjour dirham”, en Abdelkadir zegt: “bonjour sans dirham”, dus vrij vertaald: “hallo euro, hallo geen euro”.

Terugweg naar Telouet

De logeerpartij is voorbij en al vroeg in de ochtend vertrekken we richting Marrakech, we gaan weer slapen in de Atlas, dat is ons goed bevallen, het is er zo mooi en we willen de vallei van de Ounilla nog een keer rijden. Die bloeiende amandelbomen in de paradijselijke valllei met op de achtergrond de besneeuwde Atlas, we kunnen er niet genoeg van krijgen. Nog nooit hebben we zoveel bloeiende amandelbomen gezien, we zijn hier precies op de juiste tijd. De amandelbomen hebben zachtroze en witte bloemen en zwarte stammen en dat geeft een sprookjesachtig effect. De Betuweroute, maar dan anders.

Groots

De hoge Atlas is groots en machtig, het is een hoog gebergte, minder ruig dan de anti Atlas. Langzaam kronkelen we richting Marrakech, onderweg besluiten we om hierna meteen de huurauto in te leveren en met de trein naar Casablanca te gaan. Nog een dag Marrakech zien we allebei niet zitten. Marrakech, eens een prachtige gezellige stad, maar nu wordt er op iedere meter naar je beurs gekeken. We hebben de huurauto nog geen vijf minuten geleden ingeleverd of het gezeur begint alweer, een taxi kost het drievoudige dan elders in Marokko. De taxi die we aanhouden om ons naar het station te brengen wil dat we per tas betalen, twee rugzakken, een fototas, een klein rugzakje en twee jassen, hij telt het allemaal bij elkaar op. We bedanken hem vriendelijk voor het tellen en gaan de 3 kilometer naar het station lopen, het is onze eer te na om ons steeds te laten uitbuiten. We komen net uit de rust van de woestijn en de Atlas en dan is deze overval nog heviger.

Casablanca is een zeer drukke stad, een zakenstad en dan is het gehussel meteen over, de taxichauffeur vraagt weer een normale prijs en hij zeurt ook niet onderweg.

Casablanca

Er zijn weinig toeristen in Casablanca, het is inderdaad geen toeristenstad. Casablanca heeft een moderne binnenstad en heel veel sobere wijken, dat zie je vooral als je door de oude medina loopt.

De witte Sacré Coeur steekt dominant boven de bomen uit, de glas en lood ramen zijn mooi bij al dat wit, binnen is het helaas een rommeltje. We mogen van de oppasser boven in de toren klimmen, maar dat is een hachelijk avontuur, het zijn zeer smalle trappen vol met duivenpoep, duiveneieren en nesten vol jonge duiven, we moeten uitkijken dat we die kleine beestjes en al die eieren niet vertrappen, de stank is niet te harden. Maar eenmaal boven hebben we een waanzinnig uitzicht over de stad en op de Hassan II moskee, we kijken zo naar de zee.

Groot is de koning Hassan II moskee, deze moskee is gebouwd voor de 60ste verjaardag van koning Hassan II, de vader van de huidige koning. Van binnen is deze moskee weinig interessant, geen mooie tapijten en de kroonluchters vallen ook tegen. Onze nieuwsgierigheid is in ieder geval bevredigd na de rondleiding binnenin de moskee, wij kennen wel mooiere moskeeën. Deze moskee ligt deels in de zee en dat is natuurlijk wel bijzonder. Dat de bevolking het geld heeft moeten opbrengen is misschien wel schrijnend, maar zo zijn alle grootse heilige gebouwen gebouwd, kijk naar de Sint Pieter in Rome.

Het was een goed idee van Abdelkadir om ons weer een keer naar Marokko te lokken, we zullen er hopelijk wel weer terugkomen, misschien op de bruiloft van Abdelkadir.